gesprek
gesprek \sêndagô ?\ linô wâwa
- lisorö
- We hadden een interessant gesprek over politiek.
- Tijdens het zakelijke gesprek werden de plannen voor het nieuwe project besproken.
- Het gesprek met de klant verliep vlot en positief.
- Na een lang gesprek bereikten ze uiteindelijk een compromis.
- Het was een diepgaand gesprek waarin ze hun gevoelens en gedachten deelden.
- het is het gesprek van de dag
- met iemand een gesprek aanknopen
- het gesprek op iets anders brengen
- het gesprek brengen op
- een gesprek voeren (met iemand)
- met iemand in gesprek zijn
- het gesprek gaande houden
- ...
- (het nummer is) in gesprek
- inkomend gesprek
- een gesprek ontvangen
- het gesprek aannemen
- gesprek voor rekening van de opgeroepene
- mevrouw Sadoul is in gesprek. Kunt u nog even wachten?
- een gesprek aanvragen
- interlokaal gesprek