Palî

Sepe

strijken \stɾɛj.kə:\

  1. kîri
    • Ik heb je hemd gestreken.
    • Het strijken.
  2. kpuruka
  3. gä na
    • De vlag strijken.
    • (Na lê ngû süängö) De fok en het grootzeil strijken.
  4. kalêe
    • De mast strijken.